Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9576

Datum uitspraak2000-07-11
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers552/00
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onverantwoordelijke verhoging hypotheekschuld met onduidelijk doel; desondanks toegelaten omdat hypotheekhouder (grotendeels) kan worden voldaan; Hof wijst op mogelijke looptijd van 5 jaar.


Uitspraak

Gerechtshof Amsterdam Tweede meervoudige burgerlijke kamer Arrest van 11 juli 2000 in de zaak onder rekestnummer 552/00 van X. en Y., wonende te P., APPELLANTEN, procureur: mr. K.R. Pauw. 1. Het geding in hoger beroep 1.1 Appellanten zijn bij een op 13 juni 2000 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Haarlem van 5 juni 2000 onder rekest/zaaknummers 00.314/R.65638 en 00.315/R.65639, waarbij het verzoek van appellanten tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen. 1.2 Het hoger beroep is behandeld op de terechtzitting van 11 juli 2000. Op de zitting zijn appellanten verschenen bijgestaan door mr. K.R. Pauw, advocaat te Amsterdam. 2. De gronden van de beslissing 2.1. Het gaat in deze zaak om een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft het verzoek van appellanten afgewezen op de twee gronden dat -kort gezegd- sprake is van een recent faillissement en voorts dat appellanten niet te goeder trouw zijn geweest bij het ontstaan en onbetaald laten van schulden. 2.2. Bij de beoordeling van een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen. Uit de stukken en de terechtzitting in hoger beroep is met betrekking tot de twee door de rechtbank aangenomen afwijzingsgronden het volgende gebleken. 2.3. Appellanten hebben getracht om in België een IJssalon te exploiteren. Binnen een jaar na de winkel is het project mislukt en zijn zij beide bij vonnis van 7 juni 1993 door de rechtbank van koophandel te Tongeren (België) in staat van faillissement verklaard. Het faillissement is in 1997 opgeheven. Appellanten zijn in 1995 met medeweten en instemming van de Belgische curator naar Nederland gekomen om hier een nieuwe start te maken. Er zijn geen aanwijzingen om aan te nemen dat het faillissement in België op zichzelf een belemmering zou moeten vormen om appellanten toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. 2.4. Ten aanzien van het aangaan van een hypotheekschuld in Nederland is het hof van oordeel dat het optreden van appellanten niet te goeder trouw is, nu zij zelf ter terechtzitting in hoger beroep hebben toegegeven de bank niet te hebben geïnformeerd over het bestaan van het faillissement in België. Weliswaar kon het voor de woonlasten van het gezin van appellanten indertijd financieel aantrekkelijker zijn om een huis te kopen dan om een huis te huren maar voor de latere verhogingen van de hypothecaire lening (nog steeds zonder de bank te informeren over het lopende faillissement) hebben verzoekers geen verklaring kunnen geven anders dan dat deze diende ter delging van nieuwe schulden en hebben zij toegegeven wellicht op te grote voet te hebben geleefd. 2.5. Met betrekking tot hypotheekschuld is voorts van belang dat het gaat om een schuld waar de executiewaarde van het huis tegenover staat. Gelet hierop is de (vermoedelijk resterende) schuld aan de bank ten opzichte van de totale schuldenlast van een zodanige omvang dat het hof hierin geen aanleiding ziet om het verzoek van appellanten af te wijzen. 2.6. Opmerking verdient nog dat de rechtbank gelet op de wijze waarop de totale hypothecaire schuld is ontstaan, de verdiencapaciteit van het echtpaar en de daarbij te verwachten aflossingsmogelijkheid van de omvangrijke schulden, aanleiding zou kunnen vinden om voor de duur van de wettelijke schuldsaneringsregeling op de voet van artikel 343 tweede lid Fw een langere periode aan te houden dan drie jaar. 2.7. Nu ook voor het overige niet is gebleken van een belemmering om het verzoek toe te wijzen zal het hof anders dan de rechtbank het verzoek van appellanten alsnog toewijzen. Mitsdien dient als volgt te worden beslist. 3. De beslissing Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep; verklaart alsnog van toepassing de wettelijke schuldsaneringsregeling voor X. en Y.(voornoemd); verwijst zie zaak naar de rechtbank te Haarlem om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene. Gewezen door mrs. Heuveling van Beek, Chorus en Konijnenbelt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 11 juli 2000 in tegenwoordigheid van mr. Donner als griffier.